Openingsconcert - De weemoedige klarinet

 
 

Olivier Patey (klarinet)
Marleen Asberg (viool)
Irina Simon-Renes (viool)
Frederik Boits (altviool)
Jérôme Fruchart (cello)
Jeroen Bal (piano)
Anna Azernikova (sopraan)

Stravinsky - L’histoire du soldat
Messiaen - Abîme des oiseaux
Weinberg - selectie liederen
Golijov -  Dreams and prayers of Isaak the Blind
- pauze -

Poulenc - Sonate voor klarinet en piano
Prokofjev - Ouverture over Hebreeuwse thema’s


Volksmuziek was altijd populair bij Oost-Europese componisten van klassieke muziek, zie Chopin, Glinka, Rimsky-Korsakov. In Rusland en de Sovjet-Unie kregen thema’s uit volksmuziek vaak een nationale inkleuring: ook de joods-Russische volksmuziek. Glinka schreef als eerste Russische klassiek componist een joods lied.

In dit concert onder meer Russische werken met klarinet en joodse thema’s, die vaak in de context van een oorlog ontstonden. 

‘Ouverture over Hebreeuwse thema’s’ is een werk van Sergej Prokofjev, een exponent van de Russische compositieschool. Prokofjevs leermeester Rimsky-Korsakov moedigde al zijn studenten (joods of niet) aan om nationale muziek te schrijven. In Prokofjevs oeuvre is dit het enige werk waarin (joods-Russische) volksmuziek klinkt. Deze Ouverture schreef Prokofjev op verzoek van de klarinettist van het Petrograd Jewish Sextet Zimro, met wie hij in 1920 in New York de première zou beleven.

Het baanbrekende ‘Dreams and prayers of Isaac the Blind’ voor klarinet en strijkers is 75 jaar jonger dan Prokofjevs ouverture. En toch rijmen de werken, als het gaat om thema’s uit de volksmuziek. ‘Dreams and prayers’ is van Osvaldo Golijov, een Argentijn uit een familie van Oost-Europese, joodse immigranten. Golijovs moedertaal is het Jiddisch.

‘Dreams and prayers’ is geïnspireerd op de leer van de 12e/13e-eeuwse Franse kabbalist Isaac de Blinde. ‘Ik denk altijd aan mijn overgrootvader, biddend of dingen reparerend, zijn zakken vol schroeven’, schrijft componist Golijov in het voorwoord van de partituur. ‘Ooit dacht ik: drie van zijn kinderen zijn dood, waarom bidt hij nog? Waarom repareert hij nog steeds dingen?’. Golijov zoekt in dit werk antwoord op deze simpele vraag.

Igor Stravinsky weigerde ooit een brief te ondertekenen om joodse musici in Duitsland te verdedigen. Later werd Stravinsky’s muziek in het Derde Rijk zelf ‘Entartet’ genoemd en verboden. Ook moest Stravinsky's jongste zoon als soldaat in het Franse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog bewijzen dat zijn vader niet joods was (ondanks zijn achternaam).
Stravinsky schreef L’histoire du soldat in 1918 eerst als melodrama ‘om te lezen, spelen en dansen’. De plot beschrijft hoe een gevluchte soldaat zijn ziel aan de duivel verkoopt (belichaamd in een viool, een Russisch sprookjesthema). Stravinsky gebruikte de balletmuziek het jaar erop om zijn kamersuite voor klarinet, viool en piano te schrijven. 

Olivier Messiaen was 29 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De Franse componist werd in 1940 gevangen gezet in strafkamp Görlitz. Hier schreef hij ‘Quatuor pour la fin du temps’. Andere muzikanten in het kamp zoals klarinettist Henri Akoka, werden de eerste uitvoerders van dit kwartet. Terugdenkend aan de première in Görlitz schreef Messiaen: ‘Ik ben nog nooit met zoveel aandacht en begrip aangehoord.’

Messiaen werd kort daarop vrijgelaten; de joods-Algerijnse Akoka ontsnapte tweemaal en hield zich verborgen in Marseille. Akoka’s muziekcarrière kreeg later een vervolg bij orkesten in Parijs. Het deel voor soloklarinet heet: Abîme des oiseaux. Messiaen: ‘De afgrond, dat is de tijd met zijn droefheid […]. De vogels zijn het tegenovergestelde; zij zijn ons verlangen naar licht, naar sterren, naar regenbogen en naar vrolijke liederen’.

Previous
Previous

Echo van de oorlog

Next
Next

Piano-matinee