Een open einde
Dudok Quartet
Judith van Driel (viool)
Marleen Wester (viool)
Marie-Louise de Jong (altviool)
David Faber (cello)
Catoire - strijkkwartet in Fis op. 23
Sjostakovitsj - strijkkwartet nr. 3 op. 73
- pauze -
Tsjaikovski strijkkwartet in D nr. 1 op. 11
____________________________________________________________________________
Dit concert omspant een periode van 75 jaar, met een vroeg strijkkwartet van Tsjaikovski (1871), een kwartet van Catoire (1909, dus 38 jaar later) en het derde kwartet van Sjostakovitsj (1946, weer 37 jaar later). Het Rusland van de drie componisten veranderde sterk in deze periode vol revoluties (drie) en wereldoorlogen (twee). De naam, de landsgrenzen, en sociaal: wie niets was, werd alles - en omgekeerd. Desondanks spreken de drie werken één muzikale taal.
Het kwartet van Tsjaikovski (uit zijn beginperiode) klinkt als een onbezorgd majeur werk, al sijpelt er een gevoel van sentimentaliteit in door. De karakteristieke harmonische wendingen lopen vooruit op Tsjaikovski’s beste opera's en symfonieën. Het beroemdste deel is ‘Andante cantabile’, dat vaak zelfstandig wordt uitgevoerd. De melodie komt uit een Russisch volksliedje: Vanja zat op de divan. In het strijkkwartet transformeert deze eenvoudige melodie tot een symfonisch thema.
Een grote verrassing is componist Georgy (Georges) Catoire, een mysterieuze figuur met Franse achternaam die in 1917 professor werd aan het Moskouse conservatorium. Catoire wist zich na de Russische revolutie aan te passen aan de realiteit, ondanks zijn aristocratische komaf. Zijn vierdelige strijkkwartet (1909), beïnvloed door Tsjaikovski en Wagner, ademt de mysterieuze ‘Russische ziel' en markeert de overgang naar een nieuwe eeuw. Catoires composities raakten in de schaduw van jongere tijdgenoten zoals Rachmaninov, Skrjabin en Medtner. Maar zeldzame uitvoeringen van zijn werken bewijzen dat Tsjaikovski gelijk had: Catoire had compositietalent.
Het derde strijkkwartet van Dmitri Sjostakovitsj werd geschreven in 1946, direct na de Tweede Wereldoorlog en na de drie 'oorlogssymfonieën' van Sjostakovitsj (de 7e, 8e en 9e). Hierna zou de strijd tegen kosmopolitisme en formalisme in de kunst ontbranden.
Dit kwartet is een van de meest dramatische werken in het genre kamermuziek. Het stuk handelt over dezelfde thema's als Sjostakovitsj' eerdere symfonieën. De muziek ademt ‘zorg’: vanaf de eerste maten tot aan de dissonanten in het laatste snelle deel. De emotionele lading uit zich in de joodse thema’s die destijds bij het muzikaal idioom van de componist hoorden. Het einde blijft open.