Gevoelige snaren

 
 

Alexander Rudin (cello)
Aleksander Melnikov (piano)

Prokofjev - Sonate voor cello en piano in C Op. 119

Mjaskovski - Sonate voor cello en piano in a Op.81

- pauze-

 Rachmaninov - Sonate voor cello en piano in g Op.19

_______________________________________________________________________________

Het timbre van de cello lijkt van alle instrumenten het meest op de menselijke stem. Vooral een lage, fluwelen stem boezemt sympathie en vertrouwen in (zoals psychologen en sprekers weten). Geen wonder dat componisten hun intiemste ideeën aan de cello toevertrouwen.

Sonate voor cello en piano (1901) is onder de cellosonates een ware diamant. Hoewel je beter van ‘sonate voor piano en cello’ kunt spreken, want de piano was Rachmaninovs hoofdinstrument. Rachmaninov schreef de pianopartij voor zichzelf. De cellopartij was voor de Rus Anatoly Brandukov, een Europees opgeleide cellist aan wie Rachmaninov het werk opdroeg.


Deze cellosonate is direct na het Tweede Pianoconcert geschreven, waarop hij in veel opzichten lijkt. De brede, krachtige zangmelodie laat de sonate zingen als een lied; ook de piano zingt mee. De kwintessens van het liederlijke begin is natuurlijk de Andante: een hoogtepunt in Rachmaninovs lyriek. In de finale wedijveren de rijke pianoklanken met het orkest en krijgt het stuk een bijna symfonische klank.

De andere sonates in het programma zijn een halve eeuw ouder dan Rachmaninovs meesterwerk. Beide werden geschreven voor Mstislav Rostropovitsj: legendarisch cellist en favoriet van de beroemde componisten uit die tijd, waaronder Sjostakovits en Britten (maar ook Chatsjatoerjan, Messiaen, Schnittke, Lutoslawski, Penderecki, Bernstein. Prokofjev en Mjaskovski).

Prokofjevs enige Sonate voor cello en piano en Mjaskovski's Tweede Sonate werden in 1948-49 geschreven. Voor Mjaskovski was deze Tweede Sonate een van zijn laatste werken. Rostropovitsj speelde vlak voor Mjaskovki’s dood de première; met zijn 20 jaar was Rostropovitsj toen al bezig de muzikale Olympus te beklimmen.

Mjaskovsky's sonate deelt het zangerige met Rachmaninovs sonate (alweer aangezwengeld door de piano- en cellopartij). Ook bij Prokofjev hoor je de Rachmaninov-Tsjaikovsky-traditie. Toch breken in dit werk soms scherpe ritmes en dissonante harmonieën door.  Het wat traditionele karakter hoeft niet te verbazen, gezien de periode waarin het werk werd geschreven: in 1948 werden Sovjet-componisten geëist dat ze ‘traditioneel’ werk maakten. Toch bleef Prokofjevs eigen taal altijd herkenbaar, met ironie en sarcasme als fundamentele kenmerken.

Previous
Previous

Een open einde

Next
Next

Rachmaninov voor vier handen