Georgische motieven

 

Ketevan Roinishvili (cello)
Hanna Shybayeva (piano)

Mieczysław Weinberg (1919-1996)
Sonate voor cello en piano nr. 2 opus 63 (1959)
Moderato – Andante – Allegro

Kanstantin Yaskou (1981)
Sonata-Poema voor piano (2004)

Valentin Silvestrov (1937)
Postlude nr. 3 voor cello en piano

Vadim Neselovskiy (1977)
Winter in Odesa, uit Odesa, suite voor piano (2022)

Sulkhan Tsintsadze (1925-1991)
Vijf Stukken voor cello en piano (1950)


De muziek van Mieczysław Weinberg kreeg tijdens zijn leven veel te weinig aandacht. Onder meer omdat zijn werk te veel op Sjostakovitsj zou lijken. Dat het omgekeerde ook waar kon zijn, was te gedurfd om te denken. Want iedereen kende Sjostakovistj, terwijl Weinberg alleen bij muziekkenners bekend was. Sjostakovitsj zelf had niets dan lof en bewondering voor zijn collega (en goede vriend) en hij gebruikte Weinbergs werk ook ter inspiratie.

Begin jaren 60 begon Weinberg te experimenteren met dodecafonische thema’s (twaalftoonstechniek) en steeds grilliger ritmes. In zijn twee cellosonates zoekt hij naar eenheid en versmelting van klank en expressie om de grenzen van de klassieke sonatevorm te overstijgen. Hoewel de Tweede cellosonate vaak als complex en donker wordt ervaren, heeft ze dat vooral te danken aan een sterk melancholische ondertoon en aangrijpende melodieën. De weemoedige stemming wordt ook benadrukt door joodse volksmotieven en op Kaddisch geïnspireerde fragmenten. Originele, muzikaal autonome, expressieve muziek van een componist met een tragisch leven: ondanks de vergelijkingen met Sjostakovitsj.

De Wit-Russische componist Kanstantin Yaskou noemt zichzelf graag een ‘reiziger door cultuur en haar waarnemer’. Hij werkt in alle stijlen, componeert filmmuziek en geeft les aan de Wit-Russische Staatsacademie van Muziek (muziekanalyse, theorie van hedendaagse muziek). Inspiratie vindt Yaskou o.m. in volks- en middeleeuwse muziek. Ook de esthetiek van ‘de nieuwe eenvoud’ en ascetisme is hem niet vreemd. Yaskou beschrijft zijn componeerproces als een trap, met als eerste trede altijd de impuls van buitenaf. Hij zoekt naar duidelijke thema’s en gebruikt in zijn expressie minimale middelen. In de Sonata-Poema werkt de componist met scherpe dynamische contrasten, stevige akkoorden (klokgelui) en klankgolven die over het hele toetsenbord lijken te ontstaan. De terugkerende flarden van lyrische motieven worden vervlochten in een enerverend, explosief en ritmisch grillig klankveld.  

De Oekraïense componist Valentin Silvestrov besteedde al in jeugdwerken veel aandacht aan het slot. Afsluitende delen werden soms net zo lang als alle delen ervoor bij elkaar. Zijn composities eindigen vaak met een coda dat Silvestrov als muzikaal ‘nawoord’ beschouwt. In de jaren 80 begint Silvestrov deze nawoorden (‘postludes’) tot een zelfstandig genre uit te werken.

Volgens de componist heeft de postlude een filosofische waarde, die wordt bepaald door iets ongrijpbaars dat ‘in een onzichtbare, onhoorbare ruimte door blijft klinken, ook als het stuk zelf is al afgelopen’. In zijn postludes onderzoekt Silvestrov hoe wegstervende klanken in andere geluiden veranderen, om daarna op te gaan in de beweging van de strijkstok of adem van de speler. Postludes zijn overwegend verhalend en rustig van aard. De klankwarmte en intensiteit van klankkleuren in de Postlude voor cello en piano (1982) komen overeen met de elegische toon van zijn beroemde ‘Stille liederen’ (1974-77) en lijken zelfs op een coda voor een van de liederen. Later voegde Silvestrov de Postlude toe aan zijn Cellosonate.

De Oekraïense pianist Vadim Neselovskiy componeerde zijn ‘Winter in Odesa’ voor zijn nieuwe cd Odesa: A musical walk through a legendary city. Deze compositie is een deel van Neselovskiys muzikale wandeling door zijn geboortestad (tevens ode aan diens bewoners). Hoewel Neselovskiy al jaren in New York woont, denkt hij nog altijd met warmte en dankbaarheid terug aan de stad die hem gevormd heeft. Hij loopt tijdens deze imaginaire stadstour langs historische plekken zoals de Potjomkintrappen en haalt herinneringen op aan plaatsen die belangrijk voor hem waren. De meeste stukken op dit pianoalbum zijn autobiografisch, zoals de Waltz of Odesa Conservatory of My first rock concert. Het zangerige en aangrijpende Winter in Odesa dat de pianist speciaal voor Hanna Shybayeva schreef, bezingt de schoonheid van de stad in de sneeuw. Neselovskiys cd besluit met The Renaissance of Odesa, vol hoop op herstel en de nieuwe verrijzenis van de mooie stad na de oorlog.

Sulkhan Tsintsadze was een van de beroemdste Georgische componisten van zijn tijd. Hij was ook een uitstekend cellist en speelde in het Georgische Staatsstrijkkwartet. Hij componeerde in alle genres en liet naast zes symfonieën en enkele opera’s maar liefst twaalf strijkkwartetten na. Naast omvangrijke instrumentale werken telt zijn oeuvrelijstje ook veel miniaturen, waaronder talloze karakterstukken, die hij later in suites bundelde. Niet zelden zijn ze geïnspireerd door Georgische, Balkan- en joodse volksmuziek. Nationale ritmes en klankkleuren krijgen alle ruimte in Tsintsadzes Vijf stukken op volksmotieven voor cello en piano. De expressieve muziek van Villain's Song on a Carriage, Tschonguri (voor cello solo), Satschidao, Lullaby en Dance Tune is kleurrijk, uitbundig en weemoedig: zoals de liederen uit zijn geboorteland.

Olga de Kort

Previous
Previous

Een ander land

Next
Next

Chopin en Weinberg