Ziel en Zaligheid

 
 

Severin von Eckardstein - piano
Noé Inui - viool
Daniel Palmizio - altviool
Ella van Poucke - cello

Maurice Ravel Sonatine (piano solo)

Frédéric Chopin Cello sonate

Pauze

Antonin Dvorák Pianokwartet nr. 2 in Es, op. 87


Meesterpianist Severin von Eckardstein opent deze editie van Winteravonden aan de Amstel in de Waalse Kerk met de kleurrijke Sonatine voor piano van Maurice Ravel. Daarna begeleidt hij Ella van Poucke, een van Nederlands topcellisten. Zij speelt de sonate van Chopin, een van de laatste werken die hij componeerde toen zijn gezondheid al sterk achteruit ging. Na de pauze krijgen Von Eckardstein en Van Poucke versterking van violist Noé Inui en altviolist Daniel Palmizio. Samen spelen zij Dvoráks Tweede pianokwartet, een goed voorbeeld van zijn uitzonderlijke talent en originaliteit.

  • Meesterpianist Severin von Eckardstein ontfermt zich over de kleurrijke Sonatine van Maurice Ravel. Ravel volgde al pianolessen vanaf zijn zevende en het was duidelijk dat hij een zeer muzikale jongen was. In 1889 werd hij toegelaten tot het conservatorium in Parijs en gaandeweg werd duidelijk dat hij veel meer interesse had in componeren dan in piano studeren. Zijn pianospel vorderde, maar door gebrek aan resultaten werd hij in 1895 weggestuurd. Vanaf dat moment concentreerde hij zich op het componeren. Hij schreef de Sonatine tussen 1903 en 1905, dus het is een vroeg werk. De première vond plaats in maart 1906 en baarde niet meteen opzien. Tegenwoordig is de Sonatine een van Ravels populaire pianowerken. Zelf had hij ook een zwak voor het werk en speelde het regelmatig op concerten. Al waagde hij zich niet aan het derde en laatste deel. Dit deel, deels geïnspireerd door de barokke componisten Couperin en Rameau, vroeg technisch te veel van hem, waardoor hij zich niet op zijn gemak voelde het te spelen.


    We kennen Frédéric Chopin vooral door zijn pianowerken. En dat is ook niet zo verwonderlijk. Hij schreef slechts een klein aantal composities voor een ander instrument dan de piano, waaronder kamermuziek en een aantal liederen. En zelfs in die werken speelt de piano een rol. Chopin schreef de Cellosonate in de laatste periode van zijn leven voor de beroemde cellist August Franchomme. Sinds 1842 nam Chopins gezondheid langzaam af. Dit beïnvloedde niet alleen zijn concertpraktijk, hij gaf ook steeds minder lessen en zijn componeren leed eronder. Hij werkte in 1846 en ‘47 aan de sonate. Zelf zei hij erover: “Met mijn cellosonate ben ik nu eens tevreden en dan weer ontevreden. Ik gooi het in de hoek en raap het dan weer op.” Het werd zijn laatst gepubliceerde compositie. Chopin speelde de laatste drie delen van de sonate tijdens zijn laatste publieke optreden, in februari 1848 in de Salle Pleyel in Parijs. Tegenwoordig heeft de sonate een vaste plek in de canon van de celloliteratuur.


    “Wil je weten wat ik doe? Mijn hoofd zit er vol mee. Kon men het maar onmiddellijk schrijven! Maar het heeft geen zin, ik moet langzaam gaan, alleen wat de hand aankan en de Here God zal de rest schenken. Nu heb ik alweer drie delen van een nieuw kwartet met piano helemaal klaar en de finale zal over enkele dagen klaar zijn. Het gaat onverwacht gemakkelijk en de melodieën komen massaal naar me toe. God zij dank!” Dit schreef Dvorák in een brief aan zijn vriend Alois Göbl in augustus 1889 over het Tweede pianokwartet in Es, op. 87. Hij schreef het kwartet in juli/augustus van dat jaar op aandringen van zijn uitgever: “Ik zou graag eindelijk een pianokwartet van je willen ontvangen, dat heb je me al lang geleden beloofd! Goed? Hoe gaat het?”. Het werk ging het volgende jaar in première en werd in datzelfde jaar gepubliceerd. Het is een volwassen werk waarin Dvoráks talent voor het schrijven van melodieën uitstekend naar voren komt.

Previous
Previous

Van vogels en bloemen

Next
Next

Gevangen in tandpasta